De Wet Toekomst Pensioenen – de basis voor het nieuwe pensioensysteem – is op 1 juli 2023 in werking getreden. Tot 1 januari 2028 zitten we in een overgangsperiode. Vanaf dat moment moeten alle pensioenregelingen voldoen aan de nieuwe wet.
Het pensioensysteem wordt persoonlijker. In plaats van de toegezegde pensioenuitkering die we nu kennen, krijgt iedereen een eigen spaarpot voor het pensioen die gebaseerd is op een premietoezegging. Het pensioenfonds belegt het geld. De pensioenuitkering kan dus variëren, afhankelijk van het rendement van de beleggingen. De premie die maandelijks betaald wordt, staat wel vast.
Deze manier van pensioen opbouwen gaat dus meer uit van het individu in plaats van het collectief. De pensioenuitvoerder kan – in overleg met de werkgevers en de werknemersverenigingen – nog steeds kiezen voor een collectieve uitvoering.
Partnerpensioen
Ook het partner- en het nabestaandenpensioen gaat op de schop. Zo wordt het partnerpensioen uniformer. Nu kan het bijvoorbeeld per pensioenregeling verschillen wat de definitie van partner is, daar komen straks algemene regels voor. Dat geldt ook voor regels over het aanmelden van uw partner voor het partnerpensioen en dergelijke zaken.
Voor het partnerpensioen worden de regels uniformer. Daardoor is het voor nabestaanden duidelijker waar zij op kunnen rekenen. Zo wordt de dekking bijvoorbeeld niet meer gekoppeld aan de diensttijd. Het pensioengevend salaris wordt in het nieuwe stelsel maximaal 50 procent.
Ook het wezenpensioen verandert. Er komt een eindleeftijd van 25 jaar en het maximale pensioengevend salaris zal 20 procent worden.
Het pensioenstelsel gaat flink veranderen, maar er zijn ook zaken die wel gelijk blijven. Zo hebt u nog steeds recht op AOW. Ook blijft het pensioen collectief geregeld, u kunt dus als werknemer niet zelf kiezen waar u pensioen gaat opbouwen.